Dit verslag van het State Department, dat betrekking heeft op Portugal en bijna 200 staten, werd gepresenteerd door de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken.
In het rapport staat dat "er geloofwaardige berichten zijn" volgens welke "leden van de veiligheidstroepen zich schuldig maken aan bepaalde misstanden".
Het gaat onder meer om het "buitensporig gebruik van geweld" door de politie en "mishandeling en andere vormen van misbruik door gevangenisbewakers".
In het document wordt ook opgemerkt dat in sommige verslagen melding wordt gemaakt van "omstandigheden in detentiecentra die aanleiding geven tot bezorgdheid over de mensenrechten" van gedetineerden.
Van meet af aan werd gedetailleerd beschreven dat "verscheidene gevangenissen overbevolkt en inadequaat zijn, dat de sanitaire omstandigheden er slecht zijn en dat er sprake is van geweld onder gedetineerden".
Informatie aan Rusland
Een ander punt dat in de analyse werd belicht was de levering aan de Russische ambassade, door de gemeentelijke autoriteiten van Lissabon, van persoonlijke informatie over de dissidenten die een protest voor de diplomatieke vertegenwoordiging hadden georganiseerd. "De ambtenaren van Lissabon hebben, na aanzienlijke publieke verontwaardiging, hun verontschuldigingen aangeboden en verklaard dat zij een einde aan deze praktijk zullen maken", voegde hij eraan toe.
De tekst van het ministerie van Buitenlandse Zaken vermeldde ook enkele belangrijke mensenrechtenkwesties, waaronder "geloofwaardige meldingen van misdrijven waarbij leden van raciale/etnische minderheden met geweld worden bedreigd".
Mensenhandel
In de tekst wordt melding gemaakt van de situatie op het gebied van mensenhandel met het oog op economische uitbuiting.
In dit verband plaatste hij tegenover de wetgeving die alle vormen van dwangarbeid of verplichte arbeid verbiedt, de zwakke sancties.
"Het maatschappelijk middenveld wijst op de noodzaak om het toezicht op en de regelgeving voor wervings- en uitzendbureaus te versterken", met name die welke gericht zijn op de werving voor de landbouw, de bouw en huishoudelijk werk.
Na te hebben gewezen op de herkomst van de slachtoffers van deze mensenhandel, met name uit India, Pakistan, Azië, Moldavië, Roemenië, Oost-Europa, West-Afrika en Brazilië, oordeelde het ministerie van Buitenlandse Zaken dat "de overheidsmiddelen om dwangarbeid te voorkomen, met inbegrip van inspecties en wetshandhaving, nog steeds ontoereikend zijn".
Het Waarnemingscentrum voor mensenhandel wordt in de klacht aangehaald dat de uitbuiting van verhandelde buitenlandse werknemers vooral voorkomt in de landbouw, de bouw en huishoudelijk werk, terwijl de Portugese slachtoffers meer in de horeca, de landbouw en huishoudelijk werk te vinden zijn.
Ook het specifieke geval van Odemira wordt genoemd, met verwijzing naar nieuws over clandestiene immigratienetwerken en slavenarbeid.
Het document is beschikbaar op https://www.state.gov/reports/2021-country-reports-on-human-rights-practices/