Atto werd geboren in Portugal in 1070. In zijn twintiger jaren ging hij als pelgrim naar Italië. Hij stopte bij de abdij van Vallombrosa in Toscane en werd daar begroet door de abt. In 1100 werd hij een Vallombrosaanse monnik en in 1105 werd hij abt. In 1120 promoveerde hij tot abt-generaal. Hij schreef over het leven van verschillende Vallombrosaanse abten, waaronder de bisschop van Palma.
Hij werd bisschop van Pistoia in 1135. In dat jaar bracht hij relikwieën van de apostel Jacobus over van Santiago de Compostela naar Pistoia en wijdde hij een altaar aan Jacobus in de kathedraal van Sint Zeno. Dit kwam de economische groei van Pistoia ten goede omdat veel pelgrims hem begonnen te bezoeken.
In 1337 werd zijn lichaam ontdekt in de kerk van San Giovanni in Corte en verplaatst naar de kathedraal van Sint Zeno. Vanaf het midden van de 17e eeuw tot het begin van de 19e eeuw werden ter ere van hem vuren en fakkels ontstoken op de Piazza Duomo.